Dinsdagochtend willen we alvast onze camping voor de komende 2 nachten boeken. Die ligt namelijk in the middle of nowhere in Kootenay National Park. In een café in Jasper – met grote internetsticker op de deur – bestellen we koffie. Internet hebben ze echter niet: het woordje No hadden we gemist. De sticker dient kennelijk ter voorkoming van vragen van lastige toeristen.
Als we vanochtend onze camper parkeren in de hoofdstraat van Radium, staat er al weer een blackhorn sheep in de weg. Voor toeristen leuk, maar als je hier woont is de lol er gauw af waarschijnlijk.
Als de wekker om half 8 gaat, regent het pijpenstelen. Een mooie dag dus voor een stedentrip naar Calgary. Zodra we het RV-park in Banff afrijden, zien we een elk in de berm. Je moet dichterbij gaan staan, zegt JW vanachter het stuur als Fen zich voor een foto veilig achter een boom verschanst.
Aan de rust in Golden zie je dat het zomerseizoen voorbij is. Alleen de treinen op het rangeerterrein naast ons fabriceerden vannacht bovenmatig geluid. In de wasruimte komt Fen een stel luxepaardjes tegen: een Duitse moeder met 2 dochters, kledingtassen, Bosch-föhn, verlengsnoer en wereldstekker. Zelf is zij in 2 weken volledig gewend geraakt aan het praktische campingleven.
Het zuidelijke deel van Canada schijnt een mild en zonnig klimaat te hebben. De warme meren van de Okanagan Valley nodigen uit tot watersport, aldus onze reisgids. Pleasant Valley ahead, lezen we op een verkeersbord als we vanuit Salmon Arm over Highway 97 naar het zuiden rijden.